PIJN VOOR TROOST.

Raak niet ruw gemeenzaam,
Troost, een krank gemoed,
Tikt ontijdig hopen
Versche roven open,
Weer druipt bloed.
Ach, met woorden, héelt men niet.
Innig lijden déelt men niet.
En het hóoge hart
Voelt zich liever eenzaam
Met zijn smart.

Pijn, mij lief geworden,
Leidt mij op mijn baan;
Staart gestaag gebogen
Mij met donker oogen
Goedig aan.
Droomvriendin, bekóor me nog,
Wandel zwijgend vóor me nog,
Wijzend om u heen
Bloemen die verdorden
Wilde, alleen.

Bloemen die verdorden
Is de dauw een last.
Zoo den dooddoorgriefde
Schijnt betraande liefde
Onwaard gast.
Menschentrouw en menschentroost,
Die met zuchten wenschen loost,
Gaat en laat me thans.
Pijn, mij lief geworden,
Neem mij gansch.



45 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.