DE JEUGD HEEFT MIJ GEKUST

De Jeugd heeft mij gekust.
Nu is mijn rust geen rust,
mijn leven eerst ál leven.
Nu zal ik eeuwig streven:
De Jeugd heeft mij gekust.

De Jeugd heeft mij gekust,
mijn lijden, mijne lust,
mijn diepste zien en denken.
Nu kan ik eeuwig schenken:
De Jeugd heeft mij gekust.

Wat zijn mij leed en zorgen?
In trouwe blauwt de morgen.
Met stralende oogen, klaar bewust,
heeft mij de Jeugd gekust.



188 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.