ALS 'T PAS GEREGEND HEEFT

Als 't pas geregend heeft
En de torens staan gewasschen,
Als de aarde met al haar boomen beeft
In de roerende spiegels der plassen,
Dan komen de deernen aan de deur,
Met een hooge kleur,
En ik sta in het land der vlassen.

Als 't pas geregend heeft
En de vink slaat goud in 't loover,
Dan hoor ik een hut die deunt en weeft
En al mijn hart staat over.
Er springt in mijn hart, om een blij blauw oog,
Een regenboog;
En eene, die zingt en tart,
Moet ik kussen op mond en hart.



51 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
60 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
123 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
43 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.
137 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.