STIL, BUITEN DER VRIJHEID.

Stil, buiten der vrijheid gedachtenstorm,
Vermaken ons dichters de schaar met vorm.
Met woorden, fijn aan elkander gelijmd,
Met oude, met nieuwe, of een raar dat rijmt.
Toe, borstelen, vegen maar, verf op verf!
Wij schilderen schoon, dat 's ons verderf.
Wij zingen als leeuweriks bij de wolk:
De val van een lied duikt den val van een volk.
O 't blazen van zeepbellen, kinderkunst!
Wie vult hen het ijdelst, wie rondt hen het dunst,
Wie jaagt hen het lichtst op en kleurigst? Ha,
Daar waait weer een groene de purpere na!
Ze bleeken tot blauw nu, ze naderen 't bruin;
En het huis staat er in, en de boom, en de tuin,
En het meisje dat lacht en de zon die schijnt....
Kleinmeesters, bewondert, uw scheppingen zijn 't!



52 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.