OPMARSCH

Trommelen roffelen, vanen flapperen,
Voor den Koning trekken de dapperen.

Ze hebben den roem, de trotsche bloem,
Ze hebben den roem, ze hebben den roem;
De oogen staren, blinken plots,
Ze hebben den roem, ze hebben den trots!

Klett'rende ruiters, in hooge dansen,
Vellen de lansen.
Vuurbajonetten rukken aan,
Hebben hun ijzeren dienst gedaan.
Duizenden, duizenden, rij na rij,
Draaien hun hoofden, zijn voorbij.
Dubbelschallende krijgsfanfaren
Volgen de scharen.
Over de schouders hun karabien
Hebt ge de rijders al gezien?
Paarden opnieuw; jagers mennen.
Knikt de Vorst? Hij moet ze kennen.

Donkere mannen op donker brons
Hebben hun schik in het schokgebons.

Voetregimenten weder, weder,
Blank in de wapenen, blank in 't leder.
Recht met hun ransels, rug na rug,
Stappen ze vlug.

Over de vlakte trekken de troepen,
Kunnen niet zingen, mogen niet roepen.
Trommelen roffelen hel en hard,
Vanen flapperen rood geel zwart.
Ze hebben den roem, de trotsche bloem,
Ze hebben den roem -
Albert,
Ze hebben uw hart!



37 De zware kroon. Verzen uit den oorlogstijd, Bussum 1915, 58 p.