LAAT ME DEN NACHT TOT VRIEND.

Laat me den nacht tot vriend; de nacht is goed.
De sterren zijn ver en het duister zoet.

Laat me den nacht tot vriend, en rust in rouw,
dat ik hoor op mijn hart het geklop van mijn vrouw;

dat ik hoor haar vermaan, verneem haar troost,
haar liefde tot mij en haar angst voor haar kroost.

Laat me den nacht tot vriend; de dag is wreed.
Te nacht komt mijn dode, en sust mijn leed.



37 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.
86 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
41 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.
100 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.