KARMKINDEKE.

Ons kindeke zit er te karmen,
Dat lief-lief manneke;
Ons kindeke zit er te karmen;
Hoe zwijgt het niet?
Zijn papke staat te verwarmen,
In 't blauw-blauw panneke,
Zijn papke staat te verwarmen;
Dat krijgt het niet.

Och, moederke, kun-je niet komen?
Straks brandt zijn papken aan.
Ach, moederke, kun-je niet komen?
Je weet dat 't wacht.
Uit 't stoelke wordt het genomen,
En krijgt zijn lapken aan.
Uit 't stoelke wordt het genomen,
En eet dat 't lacht.



137 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
147 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
199 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.
55 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.