DE WOLKEN GRIJPEN NAAR DEN GROND

De wolken grijpen naar den grond
en scheurend angst
grijpt mijn verlangst,
zoodat mijn ziele siddert naar mijn mond.

Dat wordt een lied van wreede pracht,
een grootsch geweld,
dat waait en zwelt
en met zijn stormen slaat den trotschen nacht.



221 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.