BRABANÇONNE.

Gegroet, mijn Land, zoo rijk aan heldennamen,
Vol hoogen roem van eeuw tot eeuw getorst!
Hier heerschte recht; hier stroomt de wereld samen
En eert en leert de trouw aan wet en Vorst.
Hier duldt de moed geen armoe naast vermogen,
Noch donkren waan, die vrije blikken stuit.
Een sterk geloof dat wekt tot edel pogen,
Breidt Belgie's faam op breeder bodem uit.

Verbindt éen baan de Ardennen en de Duinen,
Eén doel vereent den Vlaming met den Waal.
Twee stammen zijn 't, met saamgevlochten kruinen,
Een groene boog voor vredes zegepraal.
Geen macht zoo jong, al zijn geen rechten ouder;
Geen leus zoo fier; geen burgers zoo gelijk!
Dicht, voet bij voet, en schouder tegen schouder,
Houdt gansch het Volk de wacht voor gansch het Rijk!

Blijft samen als de halmen van uw korens.
Geeft steun voor steun: uw broeders zijn uw kracht.
Verheft uw geest zoo hoog als uwe torens;
Ontplooit uw kunst zoo wijd de hemel vlagt.
De Koning waakt; jong Belgie, heb betrouwen.
't Verleden toont u wat de toekomst kan.
Laat elk zijn hart gelijk een veld bebouwen,
Geen land is klein dat groeit in elken man!



241 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
304 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.